Ik zit te eten met een vriend. De vriend heeft een probleem, vertelt hij boven ons voorgerecht van geroosterde bloemkool met frambozenvinaigrette. Hij ‘voelt hem even niet zo’, in zijn relatie. Hij heeft het gevoel dat hij al flink wat in zijn huwelijk heeft geïnvesteerd, en dat het hem momenteel maar weinig oplevert. Ze staan al tijden stil, merkt hij, en stilstand is achteruitgang. De rek is eruit, hij heeft niet meer het vertrouwen dat zijn harde werken zich zal uitbetalen. Nu heeft hij zoiets van: up or out.

Ik knik, kauw op een stuk zuurdesembrood. Slik in wat ik denk: als je alleen nog maar over je relatie kunt praten in economische termen, dan lijkt me een faillissement aanstaande. Dan hangt er een breuk boven de markt.

Ik werd een jaar voor de val van de Berlijnse Muur geboren, en heb dus nooit iets anders meegemaakt dan de hegemonie van het marktdenken. Ik ben van de neoliberale generatie, van ‘er is geen alternatief’. Net als de andere kinderen van mijn tijd...