In de hal van het houten huis trok zijn maag samen. De weezoete geur van ontbinding en de muffe stoffigheid van tientallen jaren, hadden de ruimte en elke kier tussen het behang, de planken en de gipsplaten in de plafonds gevuld. De julihitte en het vocht deden de rest. Guido Abuys kokhalsde. Maar hij was waar hij wezen wilde. Hij had de houten slagbomen met de bordjes ‘verboden toegang’ genegeerd en was langs de huisdiergraven in de verwilderde tuin gelopen. Achter het huis had hij de deur naar de bijkeuken opengewrikt. Eindelijk stond de conservator van kamp Westerbork in de verlaten woning van kampcommandant Albert Gemmeker. Hij wilde redden wat er te redden viel voor de archieven van Westerbork en hij was zowel bezorgd als benieuwd. Abuys wist al dat de staat van dit beladen dadererfgoed slecht was, maar hoe slecht?

De nazi Gemmeker was niet de laatste bewoner geweest, dat was Hanneke van der Speck Obreen. Haar vader, een hoge militair in het Nederlandse leger, had het grote huis in 1949 toegewezen gekregen bij wijze van dienstwoning. Hun volwassen, maar ongetrouwde dochter Hanneke was eind jaren veertig met haar beide ouders meeverhuisd en er ondanks het beladen verleden nooit meer vertrokken.

Vlak voor de oorlog was de villa onderdeel van het vluchtelingenkamp Westerbork, voor Duitse Joden, tot de nazi’s er in 1942 het beruchte doorgangskamp van maakten, voor meer dan honderdduizend Joden, Roma en Sinti het voorportaal van de Holocaust. Daarna deed het kamp onder andere dienst als interneringskamp voor NSB’ers en – toen woonden Hanneke en haar ouders er al – als vluchtelingenkamp voor Molukse strijders uit het Nederlands-Indische leger.

Achter het huis had hij de deur naar de bijkeuken opengewrikt. Eindelijk stond de conservator van kamp Westerbork in de verlaten woning van kampcommandant Gemmeker.

In de zomer van 2007 was Hanneke onderkoeld aangetroffen op het kampterrein. Vermoedelijk had zij de weg naar huis, bij de ingang van het vroegere kampterrein, niet meer kunnen vinden, ook al had ze daar bijna haar hele leven gewoond. Ze had waarschijnlijk uren langs de treinsporen en de bosrand gedoold.

In diezelfde periode had ze de stellige overtuiging gehad dat ze was bestolen van het zilver van haar ouders. Toen de politie poolshoogte kwam nemen, hadden de agenten een ravage aangetroffen: lagen vuil in een keuken waar nooit werd gekookt, overal spullen die ze in de loop der jaren het huis had binnengesleept, en dus die geur van ontbinding die nog weken in de woning zou blijven hangen. Waarschijnlijk had ze geen afscheid kunnen nemen van een van de overleden huisdieren. De woorden ‘zo gaat het niet langer’ moeten zijn gevallen. Er kwam een machtiging van de rechter, waarna de politie nogmaals naar de vervallen villa was gereden voor het geval Hanneke van der Speck Obreen zich nog eenmaal zou verzetten tegen de buitenwereld. In december van datzelfde jaar stierf ze op de gesloten afdeling van een inrichting in Assen, 83 jaar oud. Abuys denkt aan een gebroken hart, vanwege het verbreken van de verbinding met haar thuis.

Wie was deze excentrieke vrouw, die onbewust haar huis achterliet als een tijdscapsule waarin de beladen geschiedenis van Westerbork fluisterde van achter het verkleurde behang, in de kromgetrokken vloeren en in het gekraak van de trap? Westerbork is op de commandantswoning na volledig afgebroken, nadat begin jaren zeventig de laatste Molukkers vertrokken. Maar er is tot nu toe geen geld om het te behouden; als er niets gebeurt verandert ook het laatste originele gebouw uit de oorlog in een ruïne.

De villa in Kamp Westerbork. Foto: Richard Brocken.
Afkeer

Voor de medewerkers van het herinneringscentrum was de bewoner van de commandantswoning decennialang een vertrouwde verschijning geweest op het kampterrein; met haar huisdieren maakte ze wandelingen in de buurt van haar huis. Maar de relatie tussen het personeel en mevrouw Van der Speck Obreen was slecht. Ze had een hekel aan alles wat met het herinneringscentrum verbonden was.

Hoe vaker de bezoekers door de ramen van de woonkamer van de houten vervallen villa naar binnen gluurden, aanbelden of aanklopten, hoe meer zij zich terugtrok in haar kluizenaarschap. Wellicht ging haar afkeer van Westerbork als herinneringscentrum wel dieper, want hoe meer het voormalige Judendurchgangslager vanaf de jaren zestig in het collectief geheugen van Nederland werd geëtst, hoe meer zij herinnerd werd aan degene die voor haar in haar huis had gewoond.

Hoe meer Westerbork de plek werd die het nu is – een herinnering aan de gruwelen van de Holocaust – hoe meer de bewoner van het commandantshuis zich ertegen afzette.

Onder leiding van kampcommandant Albert Gemmeker werden ten minste tachtigduizend Joden afgevoerd naar de concentratie- en vernietigingskampen in Duitsland en Polen. Van de drie commandanten die Westerbork onder nazibewind heeft gehad, was hij verreweg de succesvolste in de missie kalm en effectief de treinen vol te stouwen met mannen, vrouwen en kinderen en hen oostwaarts te sturen. Naar de gaskamers van Auschwitz en Sobibor en de barakken van Bergen-Belsen, Theresienstadt.

Gemmeker miste nooit een transport, hij moet als altijd op het perron hebben gestaan toen een lange trein zich in de zomer van 1943 in beweging zette. In de wagons zaten onder anderen de meer dan duizend Joodse kinderen uit kamp Vught, de jongsten nog baby’s, de oudsten 17 jaar. Na een treinreis van drie dagen werden ze direct na aankomst in Sobibor vergast. Zoals zo veel nazi’s ontkende Gemmeker na de oorlog dat hij wist van het lot dat de Joden wachtte in Polen. Tijdens de bezetting leefde hij in weelde samen met zijn secretaresse en geliefde Elizabeth Hassel. Zo bouwden Joodse gevangenen een grote kas in zijn tuin waarin ze zomer en winter anjers moesten telen. Die had Gemmeker graag op tafel bij zijn ontbijt in de ruime woonkamer van zijn riante villa.

Een slaapkamer in het vervallen huis.
Een slaapkamer in het vervallen huis.
Geforceerde entree

Terwijl Westerbork meer en meer een herinneringsplek werd aan de gruwelen van de Holocaust, verzette Hanneke zich daartegen. Ze liet houten balken met verbodsbordjes plaatsen aan de randen van haar erf. De ooit door Joodse gevangenen aangelegde tuin, met een ronde vijver met een houten Japans bruggetje erover, een rotstuin en zorgvuldig onderhouden bloemborders, verwilderde zodat het groene huis steeds meer verdween in het gebladerte.

Conservator Abuys, sinds de jaren negentig werkzaam voor Westerbork, heeft haar – zeer tegen zijn wens – nooit gesproken. Ze hield het contact altijd af. Vandaar die toch wat geforceerde entree via de bijkeuken.

In de keuken, de woonkamer, twee ruime hallen en de zolder, zag Abuys wat hij eerder op de foto’s had gezien van Westerborks fotograaf Rudolf Breslauer. In de keuken stond nog altijd het zware, witte Aga-fornuis met twee enorme gietijzeren pitten, uit de tijd dat een joodse kokkin de maaltijden voor Gemmeker bereidde. Het balkon keek nog altijd uit op de plek waar de aftakking van de rails het kamp inging. De woonkamer met haard waarvoor eerst Gemmeker en zijn maîtresse poseerden, en later Hanneke en haar ouders, is nog steeds herkenbaar. In de slaapkamer op de eerste verdieping hing de originele wasbak met spiegel nog altijd aan de muur; hier moet Gemmeker zich hebben staan scheren. Maar er zat ook een groot gat in het plafond; je keek zo tegen de dakbalken aan. Donkere en lichtbruine vochtvlekken kleurden de ooit witte muren, de plafonds waren bespikkeld met grijs-zwarte schimmels.

Reparaties aan de woning deed Hanneke zo veel mogelijk zelf. Lekkende kranen fikste ze met oude kranten, wc-papier of – haar weapon of choice tegen lekkende leidingen – panties. Bij een archeologisch onderzoek in en om het huis in 2011 troffen de archeologen op drie plaatsen een pantyreparatie aan. Maar het meeste repareerde ze niet.

Wie nu in de woning komt, ziet in de keuken een zwartgeblakerde wand, die, na een door kortsluiting ontstane binnenbrand, nooit is hersteld. Ze had destijds in paniek de buurvrouw gebeld. Guido Abuys interviewde die buurvrouw, een nuchtere Drentse, in 2017 om meer te weten te komen over de woning en de laatste bewoner, zij en Hanneke hadden meer dan een halve eeuw bij elkaar in de buurt gewoond. ‘Stond ze in de keuken: helemaal zwart. Haar haren zwart, ze zag er niet uit. Die leidingen waren natuurlijk helemaal kapot’, vertelde de buurvrouw. Maar Hanneke had zich alleen druk gemaakt om een van de katten die in de chaos was ontsnapt. ‘Ze jammerde dat die kat weg was, verder vond ze het niet erg. Die brandplek in de keuken heeft altijd zo gelaten.’

Nadat de bewoonster en haar erfgenamen waren vertrokken, sprong Westerbork-conservator Abuys de container in, op zoek naar documentatie over de nu leegstaande villa.

Wie het interview terugleest, ziet eerder plichtsbesef in een dunbevolkt gebied dan vriendschap. ‘Ze was helemaal op zichzelf,’ herinnerde de buurvrouw zich.

In andere interviews met omwonenden in het Westerborks archief komt het standverschil tussen Hanneke en de anderen terug. Ze praatte met bekakte tongval, hulde zich in bont en reed rond in een grote auto die ze – anders dan haar woning – zorgvuldig liet onderhouden. ‘Ik hoorde daar het woord négligé voor het eerst’, vertelt Suzanne Mager, dochter van de dierenarts die Hannekes huisdieren behandelde. Mager ging af en toe mee op de visiterondes van haar vader. ‘Als wij in de ochtend aankwamen, deed ze open in een lang, glanzend groen nachthemd, net wakker.’ Het huis stond mudvol, met oude en kostbare spullen. En dan was er nog die dubbele achternaam die terug te vinden was in het zogenoemde Rode Boekje, waarin invloedrijke patriciërsfamilies staan opgetekend. Het leverde haar de bijnaam De Freule op.

Een keuken in de commandantswoning.
Container

Vlak nadat Hanneke die zomer van 2007 werd opgenomen in een inrichting, plaatsten de kinderen van Hannekes halfzus, haar erfgenamen, een container voor het huis en haalden het leeg. Kamp Westerbork heeft geen contact met de erven Van der Speck Obreen. Nadat ze waren vertrokken, sprong Abuys de container in, op zoek naar documentatie over het eigendom van de nu leegstaande villa. Binnen vond hij, nadat hij zijn fysieke reactie op de geur te boven was, een achtergelaten fotoplakboek uit de oorlog op de grond. De afschriften en het plakboek belandden in twee kartonnen dozen in het archief van Westerbork. Wat vertellen deze papieren over de laatste bewoner van Westerbork?

In elk geval dat zij niet altijd zo solitair en teruggetrokken had geleefd. Hanneke had een volle zus, Nel, en een halfbroer en halfzus uit de eerdere huwelijken van beide ouders. Haar familie staat veelvuldig op de foto’s. Haar vader was altijd in zijn kolonelsuniform, waarmee Piet van der Speck Obreen ontzag inboezemde bij de Molukse oud-strijders die als vluchteling waren gehuisvest in woonoord Schattenberg, zoals Westerbork na de oorlog heette. Pappi noemden zij hem.

Hannekes moeder droeg altijd een haarbandje om haar voorhoofd en ze rookte, wat haar een soort roaring twenties-look gaf. De buurvrouw had in het interview met Abuys haar hand voor haar gezicht gewapperd toen moeder ter sprake kwam: kierewiet. Op Hannekes foto’s, merendeels gemaakt toen zij nog in Breda woonde, is zij zelf te zien als mooie jonge vrouw, in de tuin, in de sneeuw en in hockeytenue.

En dan zijn er de mannen. Veel mannen. Op een soort fanpagina’s duiken de soldaten op in haar album vlak na de bevrijding. Een Nederlandse jongen uit de Prinses Irenebrigade heeft zijn arm om Hannekes middel geslagen, een knappe Schot die Jimmy heet, staat op wel tien foto’s. De laatste pagina is gewijd aan een Nederlandse jongen, Bob ter Haar Romeny. Why don’t you fall in love with me heeft Hanneke in uitgeknipte letters rondom zijn foto geplakt. De verklaring voor Hannekes hartekreet mailt zijn zoon Bas: Bob moest aan het eind van de oorlog in het Gelderse Oosterbeek onderduiken voor de Arbeitseinsatz, en daar ontmoette hij zijn latere echtgenote.

Wellicht zijn de jongemannen die tijdens en net na de oorlog kwamen en gingen, deel van het antwoord op de vraag waarom Hanneke altijd alleen is gebleven. Tot aan hun dood in de jaren zestig, verzorgde Hanneke haar ouders. Ze was, volgens haar buurvrouw, dol op haar vader en moeder. Hun nalatenschap behouden, was de reden om coûte que coûte in het huis te willen blijven, denkt zij.

Ten tijde van hun overlijden, hadden de Molukkers de oude barakken van Schattenberg moeten verlaten, om plaats te maken voor de radiosterrenwacht. Hanneke, die het huis inmiddels voor een symbolisch bedrag tot aan haar dood had overgenomen van Staatsbosbeheer, weigerde te vertrekken. Ook toen ze tijdelijk werd afgesloten van water en licht. Ze bleef als laatste over op de kale vlakte in de bossen.

Niet veilig

Restauratie zou honderdduizenden euro’s kosten, weet ook Abuys. Hardop vraagt de conservator zich af of je dat geld eraan moet uitgeven – even los van het feit dat Westerbork op dit ogenblik niet over dergelijke bedragen beschikt. In 2011 werd na het archeologisch onderzoek een glazen overkapping over de woning geplaatst om het huis te behoeden voor regen en wind. Maar daarmee is het huis allerminst geconserveerd. ‘Laat je het zo, dan komt er een moment dat het niet langer veilig is om op de zolder te komen, daarna niet meer op de eerste verdieping en beneden. Uiteindelijk is het niet veilig meer om in de buurt te komen,’ zegt Abuys.

‘Iedereen die hier binnenkomt, vindt het spectaculair en sensationeel.’ Abuys snapt dat, zegt hij, maar persoonlijk heeft hij meer, ‘veel meer’, met de geschiedenis van de slachtoffers. Het is zijn werk om onderzoek te doen naar Westerborks archief, dat veelal gevuld is met persoonlijke bezittingen die deze plek in Nederland symbool hebben gemaakt voor het voorportaal van de Holocaust. ‘Je kunt de muren van de commandantswoning aanraken, je kunt het ruiken en voelen als je door de villa loopt, maar het roept bij mij niks meer op. Bij het lezen van een briefkaart krijg ik natte ogen, bij het aanraken van de muren van het huis denk ik nu meer aan viezigheid en kwetsbaarheid.’

‘Iedereen die hier binnenkomt, vindt het spectaculair en sensationeel.’

Dadergeschiedenis heeft in Westerbork tot nu toe een beperkte rol gehad. ‘Er was lang een zekere verlegenheid om dit huis bij het herinneringscentrum te betrekken, omdat het een daderobject is’, zegt directeur Bertien Minco. Dat moet veranderen, vindt ze. ‘Westerbork is geen natuurverschijnsel. Bij slachtoffers horen ook daders, daarover moet je glashelder zijn.’ De commandantswoning vertelt dat verhaal.

Terugbrengen in de staat waarin het huis in de jaren veertig was, wil Minco niet. ‘Westerbork is een verhaal van ontmenselijking en vernedering. We willen geen re-enactment, we willen historische empathie opwekken, maar niet in een situatie die nep is. Ik geloof in het opwekken van verbeeldingskracht.’

Het idee is om de staat waarin de villa nu is te bevriezen, inclusief de bruine vochtplekken en de ingestorte plafonds, en het gebouw zo te conserveren dat mensen weer dichterbij kunnen komen, zodat ze door de ramen naar binnen kunnen kijken. Dat kan nu niet, doordat de aftakeling van de commandantswoning ondanks de glazen overkapping niet tot staan is gebracht. En dus werkt kamp Westerbork op dit moment aan een plan om verval te voorkomen. ‘Het zou een schande zijn als de rijksoverheid verder verval laat gebeuren’, vindt Minco. ‘Dit is het enige wat er nog staat dat echt is.’

Internationale herdenkingsdag voor de Holocaust

Jaarlijks op 27 januari wordt de Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust gehouden. Op deze dag herdenken we de Holocaust, waarbij door genocide ongeveer 6 miljoen Joden zijn omgekomen, samen met de andere slachtoffers van het naziregime.

Over de beelden

Fotograaf Sake Elzinga komt al bijna zijn hele leven in kamp Westerbork. Na de dood van Hanneke van der Speck Obreen droeg de toenmalig directeur hem op om zo snel mogelijk alles in de villa vast te leggen, omdat het in 2007 niet duidelijk wie de eigenaar was. Sinds dat moment is Elzinga terug blijven komen in het groene houten huis. ‘Zelfs met een blinddoek op voelt het hier anders dan buiten,’ zegt hij. Voor zijn lens zag Elzinga de villa telkens weer veranderen. ‘Je kunt iets registreren, maar ik wilde de ziel van het huis conserveren.’ Hanneke, het verval, Albert Gemmeker en het werk van Rudolf Breslauer, de Joodse fotograaf die Westerbork en de villa tijdens de oorlog vastlegde, zijn terug te zien in zijn beelden.