Joost van Bellen rookt een sigaret in de deuropening van zijn huis in Amsterdam-Oost, in een straat net achter de Amstel. Het is er rustig en de huizen zijn bijna allemaal mooi gerenoveerd. Hij woont er al meer dan dertig jaar, zegt hij. Eerst boven. De begane grond, waar hij en zijn man nu wonen, was de studio van de vorig jaar overleden fotograaf Erwin Olaf. ‘De buurt was toen heel anders. Rafeliger. Op de hoek daar zat een motorbende. Een paar deuren verderop een stel Italiaanse krakers. Daartussen: Amsterdamse arbeidersgezinnen met drie kinderen op zestig vierkante meter. En dan was er nog een abattoir waarboven twee Marokkaanse families woonden met een heleboel kinderen. Het was een mengelmoes. Soms schuurde het, maar dat was juist goed.’

De vroegere volkssamenstelling van zijn straat past qua verscheidenheid bij de eclectische invulling die Van Bellen al sinds zijn begin twintigste geeft aan zijn dj-leven door muziek van gitaarbands en elektronische muziek bij elkaar te...