Opeens waren ze er, eind vorig jaar: allemaal foto’s van BN’ers op Instagram, met de tekst ‘Niet in mijn naam’. Beau van Erven Dorens, Candy Dulfer, Roxeanne Hazes, Najib Amhali, Frans Timmermans, S10, Isa Hoes en vele anderen. Allemaal onderschreven ze de boodschap: ‘Nederland, maak mij niet langer medeplichtig. Aan oorlogsmisdaden die gepleegd worden in Palestina en Libanon. Aan het ongekende geweld dat al een jaar aan de gang is. Aan de dreigende uitroeiing van het Palestijnse volk in Gaza. Ons kabinet blijft Israël steunen en draagt, in naam van alle Nederlanders, actief bij aan ongekend leed en onacceptabel onrecht.’ Dit gebeurt, was de boodschap, niet in mijn naam.
Drijvende kracht achter deze campagne was Oxfam Novib, de Nederlandse tak van de hulporganisatie Oxfam International. Algemeen directeur Michiel Servaes riep Nederlanders op massaal aan te geven dat zij niet achter de onvoorwaardelijke steun van Nederland aan Israël staan – en dat resoneerde. Zo’n 250.000 Nederlanders deden mee aan de actie, en honderdduizend ondertekenden een brief aan premier Dick Schoof met de vraag het tij te keren: ‘Neem de verantwoordelijkheid die Nederland heeft om genocide te stoppen.’
https://www.vn.nl/product/vrij-nederland-nr-1-2025/‘Ik was toch nog verrast en geraakt door de enorme respons’, zegt Michiel Servaes (52). ‘Ik wist wel dat mensen behoefte hadden om zich uit te kunnen spreken. Het is de vraag die ik het meest krijg: wat kan ik nou doen? We hebben een stille meerderheid zichtbaar gemaakt. Dat was de primaire doelstelling. Want er zijn natuurlijk al wel mensen die zich uitspreken, maar iedereen doet dat op zijn eigen manier. En daardoor is het voor de politiek makkelijk deze mensen weg te zetten als randfiguren. Of erger.’
Antisemieten?
‘Bijvoorbeeld. We wilden vooral laten zien dat de mensen die niet achter de onvoorwaardelijke steun voor Israël staan, dat dat geen rare, activistische groep is, maar vooral veel gewone mensen die buikpijn krijgen van die vreselijke beelden. En we wilden het zo persoonlijk mogelijk maken. Mensen konden zelf een foto uploaden en met een simpele handeling ‘Niet uit mijn naam’ toevoegen. Heel laagdrempelig. En ik denk dat we daar een snaar geraakt hebben.’
‘Ik maak me geen enkele illusie: de mensen in Gaza krijgen, als de oorlog voorbij is, een gigantische klap.’
Dit gesprek is op donderdag 9 januari; op 15 januari, een dag voor dit blad naar de drukker gaat, komt het nieuws naar buiten dat er een tijdelijk staakt-het-vuren komt. ‘We hebben lang naar deze dag uitgekeken’, reageert Servaes. ‘En nu het zover is, komt dat met gemengde gevoelens. Het bestand is nog broos en roept veel vragen op over de praktische uitvoering, maar deze gevechtspauze moet een permanent staakt-het-vuren worden en de gelegenheid bieden voor een enorme humanitaire operatie. Wij staan samen met andere hulporganisaties klaar om de burgers in Gaza zo snel als mogelijk van levensreddende hulp te voorzien.’
Hoe is het met jullie eigen mensen in Gaza?
‘Ze leven allemaal nog, en dat is al een absoluut wonder. We hebben zo’n dertig Palestijnse medewerkers in Gaza. Ze hebben wel allemaal veel familie verloren, en ook van de lokale partnerorganisaties zijn veel mensen gedood. Zij zijn er nog, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Het is een ongekende situatie: werken met collega’s van wie je niet weet of ze er morgen nog zijn. En wij proberen hen vanaf de zijlijn zo goed als mogelijk te steunen.’
Hoe doe je dat?
‘Deels is dat financieel. Er kan weinig in Gaza, maar als je geld hebt, kan er net iets meer. Onze mensen woonden in Gaza-stad, in het Noorden, en zijn allemaal hun huizen kwijtgeraakt. Ze hebben zes à zeven keer moeten vluchten. Toen het relatief iets rustiger was, hebben we een aantal pakhuizen kunnen huren waar ze kunnen verblijven. Dat scheelt enorm, al is ook dat behelpen en zitten ze boven op elkaar. Hoe langer dit duurt, hoe meer dat tot spanningen leidt.’
Overleven is nog maar het begin, bedoel je.
‘Precies. Maar dat konden we voor hen doen. Voor hen is nu de beste bescherming: samen blijven focussen op het werk dat ze doen. Dat geeft betekenis. Ik maak me geen enkele illusie: deze groep mensen krijgt, als de oorlog voorbij is, een gigantische klap. We zullen nog jaren bezig zijn hen daarbij goed te begeleiden. Maar nu zeggen ze tegen ons: ik ben blij dat ik dit werk heb, want ik ben in elk geval bezig en kan mijn landgenoten iets bieden.’
Het kan enorm helpen als je in elk geval iets kunt doen.
‘Tegelijk is dat ook hun grote frustratie. Humanitair werker, dat is hun vak, maar het is bijna niet mogelijk. We krijgen de hulpgoederen nauwelijks binnen, we krijgen ze bijna niet naar het Noorden, waar de nood het grootst is. Onze mensen zien mensen lijden en doodgaan. Ze voelen zich permanent tekortschieten in hun vak.
En nu het staakt-het-vuren is aangekondigd?
‘Zodra het kan, zullen wij alles op alles zetten om de humanitaire hulp fors op te schalen. Maar er zijn ook nog veel vragen: over toegang, over veiligheid, over de toekomstige rol van VN-hulporganisatie UNRWA, die cruciaal is voor deze operatie. Wij staan klaar, maar dit kan alleen slagen als de internationale gemeenschap eindelijk zorgt voor naleving van de afspraken en van het humanitair oorlogsrecht.’
Snap jij dat er maar zo weinig protest is vanuit de internationale gemeenschap?
‘Dat is natuurlijk onze hele frustratie over deze situatie. Zo’n Niet in mijn naam-campagne is voor ons niet normaal, wij zijn niet gewend ons zo uit te laten tegen onze eigen regering over een context waarin wij hulp verlenen. Oxfam is op zich wel de meest uitgesproken hulporganisatie, maar normaliter doen we dat zij aan zij met onze regeringen. Als in Soedan bijvoorbeeld oorlogsmisdaden worden gepleegd, zullen wij die benoemen, maar de Nederlandse regering zou dat óók doen. En dan zouden we samen druk uitoefenen op lokale machthebbers en proberen de toegang voor humanitaire hulpverleners te verbeteren. Dat geldt ook voor Syrië, Jemen of Oekraïne. Maar dat wij als internationale hulporganisatie, die ter plekke ziet wat er gebeurt, dat onze goederen worden tegengehouden door Israël, onze eigen regering niet eens meekrijgen… Dat is gewoon gekmakend.’
Deze regering heeft een bezuiniging van 1 miljard aangekondigd op hulporganisaties. In hoeverre raakt dat jullie?
‘We weten nog niet precies hoe het uitpakt, alles moet nog worden ingevuld en de signalen zijn diffuus. Mijn verwachting is dat de bezuinigingen aan de humanitaire kant mild zullen zijn. Zelfs bij de partijen aan de rechterkant, misschien niet die van de minister maar wel bij de overige coalitiepartijen, bestaat het basisfatsoen dat je humanitaire hulp moet blijven geven. Maar onze andere programma’s, op het gebied van vrouwenrechten, eerlijke handel, klimaatverandering, die zullen flinke klappen krijgen.’
Staan er banen op het spel?
‘Een van de opdrachten die ik bij mijn aantreden in 2018 kreeg, was: zorg ervoor dat je minder afhankelijk bent van Buitenlandse Zaken als donor. Daar zijn we goed in geslaagd: dat aandeel is van zo’n 70 procent terug naar iets van 30 procent. Maar in de landen waar we werken, bij lokale ngo’s, zullen grote klappen vallen. Dat is mijn grootste zorg.’
Minister Reinette Klever van Ontwikkelingssamenwerking zei in het Algemeen Dagblad dat ze niet meer wil dat organisaties met belastinggeld lobbyen tegen de overheid. Ik dacht: hier heeft ze het over jullie.
‘Dat weet ik niet. Buitenlandse Zaken heeft heel veel verschillende subsidies. Tien jaar geleden heeft toenmalig minister Lilianne Ploumen een groot partnerschapprogramma opgesteld, met de naam ‘Samenspraak en tegenspraak’. Dat was bewust bedoeld om maatschappelijke organisaties de ruimte te geven om waar mogelijk samen op te trekken met de Nederlandse regering en met de lokale overheden en bedrijven in de landen waar we werken, maar ze ook de vrijheid te geven om weerwoord te bieden en de vinger op de zere plek te leggen. Om het aan te kaarten als overheden dingen doen die strijdig zijn met de ontwikkelingsdoelen die we allemaal nastreven. Als de minister van zins is dat deel eruit te halen, haal je de hele gedachte achter dat programma onderuit. Dat vind ik, voorzichtig gezegd, zorgwekkend.’
‘Hoe meer ik me uitspreek, hoe meer mensen Oxfam Novib steunen.’
Je laat je er niet door weerhouden.
‘Absoluut niet. Als ik me uitspreek over Gaza, heeft dat bovendien niets met financiering vanuit het ministerie te maken. Sterker: hoe meer ik me uitspreek, hoe meer mensen Oxfam Novib steunen, dat zien we gelukkig ook. Maar als je als minister zegt: ik wil niet dat je me tegenspreekt, want dat zegt Klever eigenlijk, vind ik dat een eng signaal in een tijd waarin maatschappelijke vrijheden toch al onder druk staan.’
Ergens snap ik wel dat Reinette Klever denkt: waarom moet ik geld geven aan een club die tegen mij is?
‘Die ‘Niet in mijn naam’-campagne was niet met overheidsgeld gefinancierd.’
Het is wel hetzelfde Oxfam Novib. Bovendien procederen jullie tegen deze regering, met jullie eis dat Nederland stopt met het leveren van F35-onderdelen aan Israël.
‘Dat zou ik ook liever niet hoeven doen. Ook die rechtszaak, samen met PAX en The Rights Forum, hebben we bewust helemaal met crowdfunding gefinancierd. Maar goed, we zijn in het gelijk gesteld door de rechter, dus het is niet dat wij een of andere outrageous claim hadden. Wij hebben tot nu toe gelijk gekregen, dus zijn wij het probleem? Ik denk het niet. Het gaat om welk beeld je hebt van een samenleving. Een krachtige samenleving heeft een sterke overheid die zijn doelen probeert na te streven. Maar die heeft ook een vrije pers, een vrij en kritisch maatschappelijk middenveld en een levendig publiek debat nodig. Dat maakt ons allemaal sterker. Dus wat mij betreft zit daar het echte probleem.’
Waar komt jouw idealisme vandaan?
‘Mijn beide ouders werkten als arts: mijn moeder bij pillenfabrikant Organon, mijn vader als bedrijfsarts bij verscheidene fabrieken. Je zou denken dat zo’n medisch beroep minder idealistisch is, maar zeker mijn vader had eigenlijk als bedrijfsarts een heel sociaal beroep, al zag ik die link pas later. Ik was wel van jongs af aan bezig met wat er in de wereld gebeurde. De Koude Oorlog, later de val van de Muur. Mijn eerste demonstratie was toen ik in de brugklas zat, tegen de plaatsing van kernwapens. Met een groep scholieren heb ik een kruispunt in Oss geblokkeerd. Ik was niet de initiatiefnemer, maar vond het wel mooi om in actie te komen.’
Je ging politieke wetenschappen studeren. Wat wilde je worden?
‘Ik geloof niet dat ik een plan had. Ik was vooral in de materie geïnteresseerd, en in het internationale. Het was een optimistische tijd, maar het ging tegelijkertijd gigantisch mis met genocides in Bosnië en Rwanda. Ik studeerde af op de oprichting van het Internationaal Strafhof, dus die thema’s hielden me toen al erg bezig: mensenrechtenschendingen, oorlogsmisdaden en internationale gerechtshoven. Uiteindelijk werd ik diplomaat. Dat leek me op dat moment de beste manier om iets bij te dragen aan een rechtvaardige wereld. In het voormalig Joegoslavië kon ik me inzetten voor vrede en wederopbouw, dat paste goed.’
Zou je nu nog diplomaat kunnen zijn?
‘Nee. Maar dat was zo’n tien jaar geleden ook al een probleem. Als diplomaat kun je proberen het goede te doen als je rugdekking hebt van de politiek van het moment. Maar als de politieke wind draait, ben je ook beperkt. In 2010 zat ik op de ambassade in Londen toen het eerste kabinet-Rutte aantrad, met gedoogsteun van de PVV. Dat kabinet wilde 25 internationale verdragen en bepalingen aanpassen. Het Verenigd Koninkrijk zat toen nog in de Europese Unie, dus ik kreeg de opdracht om met het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken te gaan praten, of zij ook muziek zagen in onze voorstellen. Toen zag ik mezelf daar zitten, in zo’n kamer met een Britse diplomaat, en uitleggen wat de Nederlandse politieke situatie was en dat we toch echt naar wat internationale verdragen moesten kijken… Ik heb dat gesprek heel slecht gedaan.’
Expres?
‘Expres, of onbewust. Ik kon het gewoon niet. Ik kon geen verhaal vertellen dat diametraal tegenover mijn eigen waarden stond. Ik had altijd al een latente wens de politiek in te gaan, dus toen heb ik me kandidaat gesteld voor de PvdA.’
Hoe is het voor je oud-collega’s nu?
‘Die worstelen, ieder op hun eigen manier. Een goede vriend van mij die nu op een post in een land in Afrika zit, zegt: het heeft geen enkele zin om bij de regering hier over mensenrechtenkwesties te beginnen, want nog voor ik mijn zin heb afgemaakt, krijg ik te horen: ‘Ja, en jullie dan? Met jullie steun voor Israël?’ Dan ben je weg. Op mensenrechtengebied is Nederland zijn geloofwaardigheid kwijt, en dat raakt ook onze economische belangen. Dat Nederland dit jaar niet werd uitgenodigd voor de G20 heeft een-op-een met de verkiezingsuitslag hier te maken.’
Verwacht je dat veel diplomaten gaan weglopen?
‘Tot nu toe is dat aantal beperkt. Destijds, toen ik er zat, had ik ook moeite met de conservatieve cultuur en de niet-diverse werkomgeving. Dat is de afgelopen jaren wat verbeterd, maar je ziet nu dat precies die jonge mensen, die kritischer denken, als eerste vertrekken. En dan houd je de mensen over die zich conformeren aan de dominante cultuur.’
Waar ben je effectiever, in de Tweede Kamer of nu bij Oxfam Novib?
‘Ik ben hier het meest op mijn plek. Het is een voorrecht om hier te werken, we doen echt werk dat voor mensen het verschil maakt. Als Kamerlid spreek je jezelf vooral uit, zeker als buitenlandwoordvoerder. Maar ik miste daar de verbinding met het echte leven van de mensen in de landen waar het over gaat. Mijn functie hier is én politiek, én ik werk met heel moedige mensenrechtenactivisten, humanitair werkers en lokale gemeenschappen.’
‘De tegenmacht is er nog, we zijn niet machteloos, we kunnen onszelf organiseren. Dat geeft moed en hoop.’
Wat is je bijzonderste herinnering?
‘Toen we de rechtszaak bij het Gerechtshof hadden gewonnen tegen de Nederlandse regering over de levering van F35-onderdelen, vorig jaar februari, kwamen we allemaal samen hier op kantoor. We hadden nog nooit zo’n rechtszaak gevoerd, en dan ook nog eens tegen de Nederlandse staat. Dat was al bizar – wie zijn wij om de regering ter verantwoording te roepen? En toen werden we door de rechter op alle punten in het gelijk gesteld. Er was een enorme ontlading: jeetje, we kunnen het gewoon. En we hebben een rechtsstaat die werkt.’
Hier put je hoop uit.
‘Ja, net als uit die Niet in mijn naam-campagne. Ik ben een tijd best somber geweest en had moeite het werk los te laten. Hopelijk brengt het staakt-het-vuren verlichting, maar de ellende in Palestina is nog niet verdwenen. En ook hier staat alles in de fik: een radicaal-rechtse regering, maatschappelijke vrijheden die worden ingeperkt, het demonstratierecht dat ter discussie stond. En iedereen ging rustig kerstvakantie vieren. Een heel ongemakkelijk gevoel. Maar die campagne, en ook hoe de samenleving terugpraatte na de racistische motie van VVD-Kamerlid Bente Becker over het monitoren van Nederlanders met een migratieachtergrond, hebben me moed en hoop gegeven. De tegenmacht is er nog.
‘En ik denk dat veel progressieve, sociaal geëngageerde mensen na de verkiezingsuitslag van eind 2023 een tijdje numb zijn geweest. Zo’n rare formatieperiode, een Dick Schoof die uit het niets komt. En doordat iedereen zichzelf in de pauzestand had gezet, kreeg je ook het idee: we kunnen weinig doen. Maar nu zie ik dat toch anders. Natuurlijk, het is slechts een silver lining en ik wil op geen enkele manier bagatelliseren in wat voor tijden we leven. Maar: we zijn niet machteloos, we kunnen onszelf organiseren. Social media zijn niet iets wat alleen door Russische trollen en rechtsextremistische gekkies kan worden ingezet. Wij kunnen terugpraten. En dat zelfvertrouwen kan en moet groeien. Ik vind het dan wel heel plezierig om voor een organisatie te werken die een rol kan spelen om, samen met anderen, dat tegengeluid te mobiliseren. Dus ja, ik was even chagrijnig, maar ik ben er strijdbaarder uitgekomen.’
Vera Spaans (1977) werkt als freelance interviewer en eindredacteur voor Vrij Nederland. Ook schrijft ze voor Het Parool en is ze docent journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam.
Je reactie wordt geplaatst zodra deze is goedgekeurd. Je reactie is geplaatst.