Kapitalisme kent veel vormen. Ik beperk mijn kritiek daarop hier tot zijn huidige verschijningsvorm: het neoliberalisme. Hoewel het er even op leek dat het neoliberalisme failliet was na het overheidsingrijpen bij de bankencrisis en de coronapandemie, is dat verre van waar. Sterker: het is bezig aan een opmars. Het heeft zo’n greep op onze samenleving dat veel mensen, en met name politici, niet eens meer doorhebben hoe neoliberaal zij denken. 

In 2022 beschreven Bram Mellink en Merijn Oudenampsen in hun boek Neoliberalisme. Een Nederlandse geschiedenis hoe de stroming zich ontwikkelde via denktanks, economen, topambtenaren, politici en de economische elite. Bijna dertig jaar eerder schreef
mijn voorganger Jan Marijnissen het boek Tegenstemmen. Een antwoord op het neoliberalisme. Daarin analyseert hij de opmars ervan in Nederland en beschrijft hij hoe met name het PvdA-VVD-kabinet van Wim Kok ervoor zorgde dat het diepgeworteld raakte in ons land.

In de neoliberale visie op de economie is winstmaximalisatie het allerbelangrijkst. De aanname is dat vrije markten, gedreven door concurrentie en winstmaximalisatie, de efficiëntste manier zijn om economische groei en welvaart te bevorderen. 

Het vroege neoliberalisme kenmerkte zich voornamelijk door het privatiseren van publieke diensten. Diensten die vaak juist publiek waren gemaakt zodat mensen beschermd waren tegen het kapitaal en de willekeur van de markt. Bovendien had de democratisch gekozen overheid op die manier meer invloed. 

Door de verzelfstandiging van woning-bouw-verenigingen werd de zeggenschap van huurders en woningzoekenden uitgehold en verloor de overheid de regie op de volkshuisvesting. Het openbaar vervoer werd verzelfstandigd en aanbesteed. Het gevolg: duurdere treinkaartjes en verschraling van het aanbod in regio’s waar het ov het minst ‘rendabel’ is. Arbeidsbureaus, waar mensen die werk zochten terecht konden, werden omgevormd tot commerciële uitzendbureaus. Flexibele banen – lees: onzekerder werk – werden een verdienmodel. Latere voorbeelden zijn de uitverkoop van onze energievoorzieningen en de marktwerking in de zorg.

Neoliberale overheid

Het idee is dat neoliberalisme zich kenmerkt door ‘minder overheid, meer markt’. Dat is een groot misverstand. De overheid is eerder groter geworden, en vooral sterker. Die sterke overheid dient alleen niet de belangen van mensen, maar die van bedrijven. Door privatisering worden voor bedrijven actief nieuwe markten gecreëerd. Het gevolg is dat (vaak buitenlandse) investeerders en bedrijven winsten maken op de diensten die worden betaald door Nederlandse belastingbetalers. Het is dus niet: ‘minder overheid, meer markt’ maar ‘meer overheid in dienst van de markt’.

Niet het algemeen belang, maar bedrijfswinst is leidend geworden.

De privatisering van onze publieke sector heeft de democratie uitgehold. Belangrijke beslissingen over voorzieningen worden genomen door bestuurders die het belang van de aandeelhouders voor ogen hebben. Niet het algemeen belang maar bedrijfswinst is leidend geworden. 

Praat met zorgverleners, leraren, buschauffeurs en andere publieke dienstverleners, en je hoort hoe zij zich hierdoor aangetast voelen in hun beroepseer. De markt heeft geleid tot bureaucratie en administratiegekte. Een stopwatchcultuur in de zorg, grotere klassen in het onderwijs en buschauffeurs die per satelliet worden gevolgd. Het mooie werk waarop publieke dienstverleners zo trots zijn, wordt ze moeilijk of onmogelijk gemaakt.

 

Homo economicus

In het neoliberale denken zijn mensen rationele, zelfzuchtige individuen die hun eigen belang en nut maximaliseren: de homo economicus. Dit mensbeeld sluit naadloos aan bij de neoliberale visie op de economie en de overheid. Het plaatst mensen in een concurrentiepositie ten opzichte van elkaar. Instituties die dit mensbeeld overnemen, zorgen ervoor dat mensen worden benaderd als potentiële fraudeurs – zie de ouders in het toeslagenschandaal. Het leidt ook tot de gedachte dat mensen onnodig veel zorg gaan ‘consumeren’ wanneer je het eigen risico afschaft. En die vooroordelen hebben hun uitwerking op het beleid.

Mensen is decennialang verteld dat succes hun eigen verdienste is, en pech hun eigen schuld. Hun is voorgehouden dat zij als individu hun zaakjes maar op orde moeten krijgen. Dan is het niet verrassend dat mensen zich individualistischer gaan gedragen. Dan wordt een menselijke eigenschap als solidariteit bewust uitgehold. Uiteindelijk is het dan niet onlogisch dat mensen zich afkeren of onttrekken aan het democratisch proces. Dat kan dan weer worden  gebruikt voor een pleidooi voor nog minder democratische zeggenschap. En dat leidt tot een klimaat waarin polarisatiepolitici hoogtijdagen vieren.

Drang naar efficiëntie

De combinatie van winstmaximalisatie als leidend principe in vrijwel alle facetten van onze economie, de daaruit voortvloeiende drang naar efficiëntie in onze (semi)publieke sectoren én het constant opgedrongen mensbeeld van de rationele homo economicus heeft een alomvattende greep op ons leven, onze cultuur en ons denken. In deze giftige cocktail is het bijna logisch dat de voedingsindustrie te zoute, zoete en vette voeding maakt, waarvan we niet kunnen stoppen met eten, en dat de gevolgen weer worden bestreden met een dure hormoonspuit. Het is verklaarbaar dat jongeren via hun schermen wordt voorgehouden dat het individu het belangrijkst is en dat alles volledig maakbaar is als je maar de juiste producten koopt. Al deze bedrijven doen precies wat er (soms zelfs wettelijk) van hen wordt verwacht: zij zorgen voor een cultuur waarin ‘het hoogste goed’ wordt nagestreefd: winstmaximalisatie en aandeelhouderswaarde. De gevolgen? Daar voelen bedrijven zich niet verantwoordelijk voor. Die zijn voor de publieke sector.

Voor veel jonge mensen is het bijna niet voor te stellen dat er ooit zorg bestond zonder concurrentie en marktwerking. Dat er ook keuzes te maken zijn waarbij woningen niet in het bezit zijn van huisbazen en investeerders die ervan profiteren, maar juist degenen die er wonen. Of dat een samenleving ook waarden als samenwerking en solidariteit als hoogste goed kan hebben.

Menselijke waardigheid

Het alternatief is een maatschappij voor mensen, gebaseerd op menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. In zo’n maatschappij is de economie verregaand gedemocratiseerd. Dat wil zeggen dat de mensen die de waarde creëren – de werknemers met hun arbeid – kunnen meepraten. Werkende mensen krijgen ook zeggenschap over fusies, verplaatsing van bedrijfsonderdelen, winstuitkering, loonontwikkeling en werkdruk.

Dat leidt ertoe dat besluiten over het bedrijf niet worden gemaakt op basis van de vraag of het goed is voor de winst en de aandeelhouders, maar dat ook andere zaken bij zo’n beslissing worden meegenomen. Zoals het inkomen en welzijn van de werknemers, de omgeving van het bedrijf, het milieu en de samenleving. 

We moeten de mensen steunen die in verzet komen: tegen hun verhuurder, op de werkvloer, in hun buurt.

Een democratische economie heeft ook bedrijfsmatige voordelen. Als werknemers meer inspraak hebben in de besluitvorming, voelen ze zich meer betrokken en verantwoordelijker voor het succes van het bedrijf. Dat leidt tot meer motivatie, innovatie en productiviteit.

Maar bovenal wordt niet alleen de werkplek maar de samenleving als geheel democratischer. De economische macht is niet langer in handen van een kleine elite, maar wordt eerlijker verdeeld.

Menselijke overheid

Het democratiseren van de economie is niet van vandaag op morgen geregeld. Daarom moet een menselijke overheid de zeggenschap terugnemen over dat wat van ons allemaal is: onze zorg, ons onderwijs, onze volkshuisvesting, ons openbaar vervoer, onze energie, onze post en onze (tele)communicatie. Het hoort niet op de markt. Omdat deze sectoren belangrijke maatschappelijke belangen dienen, mogen winstmaximalisatie en efficiëntie er niet leidend zijn. Dat hoeft niet allemaal op nationale schaal: er zijn hoopgevende alternatieven van gemeenten (zoals in mijn eigen Groningen) en provincies die energievoorzieningen weer in eigen hand nemen. Of van huurders die woningen van cor-po-raties overnemen en er huurdersverenigingen van maken. Het is aan een menselijke overheid om deze initiatieven te ondersteunen en mogelijk te maken, zodat zij stap voor stap democratische controle terugwinnen op de markt.

Een menselijke overheid moet niet alleen publieke sectoren terugwinnen, maar ook duidelijke regels en wetten formuleren die de macht van het kapitaal beperken. Dat kan door monopolies en marktmacht te bestrijden, en bedrijven te verplichten verantwoordelijkheid te nemen voor hun sociale en ecologische impact. Bijvoorbeeld met dwingende wetgeving voor de voedselindustrie, algoritmes van socialmediabedrijven en strengere regels voor reclame. Door strengere regulering van winstmaximalisatie en aandeelhouderswaarde kan de overheid ervoor zorgen dat economische macht niet langer de samenleving domineert. Bijvoorbeeld door een gouden aandeel te verplichten bij bedrijfsovernames zodat bedrijven hun productie niet zomaar kunnen verplaatsen. Of een verbod op winst op essentiële producten. Zo worden bedrijven gedwongen bij te dragen aan het algemeen belang, met solidariteit en samenwerking als leidende principes.

Menselijke mensbeeld

Ons mensbeeld staat in scherp contrast met dat van de neoliberalen. Wij zien dat mensen niet louter worden gedreven door eigenbelang en nutmaximalisatie. Mensen zijn sociale wezens, gericht op samenwerking, empathie en gemeenschapszin. Deze homo universalis zoekt niet alleen naar economisch gewin, maar streeft naar persoonlijke ontwikkeling en creativiteit, en wil bijdragen aan de samenleving. De mens is veelzijdig en in staat tot solidariteit, met als doel een rechtvaardige en mensgerichte samenleving waarin samenwerking boven concurrentie staat. Het spreekt voor zich dat dit het best tot zijn recht komt in een samenleving die zo is ingericht dat de omstandigheden ernaar zijn om gedrag van empathie, samenwerking en onderlinge solidariteit te vertonen.

Wij zien het als onze opdracht om strijd te voeren voor de verwezenlijking van zo’n menselijke samenleving. Het is van het grootste belang dat mensen weer ervaren dat zij, als zij zich organiseren, gezamenlijk macht kunnen uitoefenen en zeggenschap kunnen terugwinnen op de markt. Daarom moeten socialisten in de haarvaten van de samenleving actief zijn, en mensen ondersteunen die in verzet komen: tegen hun verhuurder, op de werkvloer en in hun buurt. 

Elke kleine overwinning geeft de hoop dat verandering mogelijk is.

Elke kleine overwinning geeft immers de hoop dat verandering mogelijk is. Elke overwinning is een kleine revolutie in de hoofden van hen die dat voor elkaar kregen. Elke keer als mensen het winnen van de markt, krijgt het idee dat de mens een sociaal wezen is, gericht op samenwerking, empathie en gemeenschapszin, meer waarde. 

Wij kunnen iets leren van het neoliberalisme. Die stroming ontstond niet vanzelf, maar werd bedacht en uitgerold in tijden van crisis. Dat kunnen wij socialen, met een menselijke visie op de economie, overheid én de mens, ook. 

Het is tijd de krachten te bundelen en samen te werken, in politieke partijen, vakbonden, maatschappelijke organisaties en verbonden van georganiseerde mensen. We moeten ons niet uit elkaar laten spelen op grond van afkomst, huidskleur, geloof, gender of seksuele voorkeur, maar een gezamenlijke identiteit vinden in de trots van onze werkende klasse. Met als doel een samenleving te bouwen waarin de menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit de leidende principes zijn. Laten we elkaar opzoeken, gezamenlijk onze alternatieven verder uitwerken, elkaar scholen en uitdagen, maar bovenal in het hier en nu samenwerken om stap voor stap die samenleving terug te winnen op de markt. Voor een maatschappij voor mensen.

Jimmy Dijk (1985) is fractievoorzitter en politiek leider van de Socialistische Partij.