‘Ik ben niet van steen, hè?’ zegt Elanor Boekholt-O’Sullivan aan haar ronde werktafel. ‘Als je vraagt: waaraan kun je niet ontsnappen, dan is dat aan die stem in mijn hoofd die zegt: je kunt dit niet voorbij laten gaan. Zodra je je uitspreekt, ben je niet meer onzichtbaar. Soms zou ik mezelf al die ellende willen besparen. Want ik ben heel graag onzichtbaar.
Maar ik moest achter de coulissen vandaan komen om te zeggen: ik doe m’n stropdas af. En toen: we vullen het uniform aan met een jurk én we gaan op zoek naar een scherfvest dat beter aansluit op vrouwelijke lichaamsvormen. Voor mij zijn het no-brainers. Als je zoiets zegt, gebeurt er wat in je organisatie. Goh, denk ik dan: interessant dat degenen die zo boos op mij worden bijna allemaal mannen zijn. Er zijn ook vrouwen die het niet met mij eens zijn, maar die uiten zich op een andere manier. Zij zeggen dat het voor hen niet hoeft omdat ze one of the guys willen zijn.’
Eerder zei ze hierover tegen Het Parool:...
Je reactie wordt geplaatst zodra deze is goedgekeurd. Je reactie is geplaatst.