Toen Pieter Hoexum het tweede deel van de zevende klaviersonate van Händel beter in de vingers kreeg, ging hij steeds sneller spelen. Hij liet zich graag meeslepen, maar uiteindelijk ging hij te snel. Zijn pianolerares herinnerde hem eraan dat het juiste tempo voor deze sonate ‘andante’ is, het tempo van een wandelaar die vlot doorloopt én voldoende tijd heeft om rustig om zich heen te kijken.

Dat was niet aan dovemansoren gericht. Hoexum is een man die graag ‘ommetjes’ maakt, niet al te lange wandelingen in zijn eigen buurt, zonder speciaal doel, louter om buiten te zijn en te zien wat zich daar afspeelt, hoe weinig ook. Hoexum zoekt het altijd dicht bij huis. Hij schreef eerder een Kleine filosofie van het rijtjeshuis en Thuis. Filosofische verkenningen van het alledaagse. En nu Kleine filosofie van het ommetje. Die filosofie is niet klein (230 pagina’s) en het ommetje staat voor zo’n beetje alles wat zich in een bebouwde kom kan afspelen, in dorp of stad, in buurt...