Een cabaretier met een bourgeois-verknipte jeugd die zich als een archeoloog ontpopt om zijn herinneringen op te graven. Hij verzamelt tegelijk materiaal voor zijn nieuwe voorstelling. De jeugd van Felix Kajuit, de vertellende hoofdpersoon van Christiaan Weijts roman De goddelijke comedyclub, zit zo vol milde tragedie dat hij zijn gave om overal een grap uit te halen ruim kan uitleven. Felix Kajuit bevestigt als cabaretier wat Karl Marx beweerde: dat de geschiedenis zichzelf herhaalt, eerst als tragedie, dan als komedie. Anders dan archeologen heeft Weijts geen moeite zijn herinneringen op te halen, die vloeien zo uit zijn pen, meteen komedierijp.
Om die verandering van tragedie in komedie te laten werken laat Weijts zijn hoofdstukken min of meer afwisselend in het heden en verleden afspelen. Afgezien van grote tragedies als Tsjernobyl gaat het om huiselijk leed binnen de familie Kajuit, waarvan de vader vaak de aanleiding is. Die is elektronicus bij het ruimtecentrum European...
Je reactie wordt geplaatst zodra deze is goedgekeurd. Je reactie is geplaatst.