Het was juli 2012. De eurocrisis woedde hevig. In navolging van Griekenland zagen steeds meer Zuid-Europese landen de rente van hun staatsleningen oplopen. In Nederland sloeg de bezuinigingspaniek toe, uit angst te worden meegesleurd. Wat politici ook zeiden en beloofden, de markten blijven van streek.

En toen was daar Mario Draghi, de niet-democratisch gekozen baas van de Europese Centrale Bank. Hij sprak de – voor marktwatchers historische – woorden: ‘Within our mandate, the ECB is ready to do whatever it takes to preserve the euro. And believe me, it will be enough.’ Dat bleek de toverformule die de gemoederen tot bedaren bracht.

Met zijn speech deed Draghi ook nog wat anders. Hij zorgde ervoor dat het mandaat voor actie op de financiële markten nadrukkelijker bij centrale bankiers kwam te liggen. Sterker nog: vanaf dat moment reageerden centrale banken, de hoeders van prijs- en financiële stabiliteit, steeds sneller op crises die mogelijk een risico vormden voor de...